Bramen, de wilde versus de doornloze.

Bramen

“Kom op jongens, we gaan bramen plukken.”

“O néé, hè! Niet wéér bramen plukken.”

De eerste uitroep was van mijn moeder. De tweede was van ons.

Mijn moeder vond ze heerlijk, bramen. Als kind uit een gezin waar net voldoende was voor de basisbehoeften en geen geld voor snoep, ging ze elk jaar wel bramen plukken in het wild. Al plukkend aten zij en haar broers en zussen het een en ander op en van wat ze overhielden werd thuis jam gemaakt. En dat jam maken bleef ze doen.

Wij vonden die bramen wel te eten, maar het hield niet over. We vonden ze te zuur (wij hadden wel snoep). “Je moet ook alleen de goed rijpe bramen nemen” zei mijn moeder dan. “Ze moeten helemaal zwart zijn.” Ja, dat haalt je de koekoek, dat hadden we al heel snel door. Die rode bramen waren nog veel zuurder. Maar ja, soms dacht je een zwarte braam geplukt te hebben en dan was de achterkant nog een beetje rood. Die probeerden we in het bakje te moffelen, want zonde van al dat plukwerk, vonden we. Maar die vlieger ging niet op. “Deze is nog niet rijp”, was het dan en hup, daar ging de braam. Terug in de struiken, ‘voor de vogels’.”Beter opletten bij het plukken, jongens!”

Die jam vonden we ook niet over naar huis te schrijven. De smaak was OK, eigenlijk zelfs best lekker, maar die pitjes!

Wat we ook heel vervelend vonden waren de doornen. Dan had je lekkere rijpe bramen geplukt, van bovenaan de struik, waar je nèt bij kon en dan draaide je je om en….vast zat je. Probeer daar maar eens zonder schrammen uit te komen, dat lukt je niet. Auw.

Dus toen mijn vader begon over doornloze bramen in de tuin, zagen we dat helemaal zitten.

Mijn vader bood dat niet aan uit altruïsme. Zeker, hij hield veel van mijn moeder en gunde haar veel, maar wilde bramen in de tuin was een brug te ver. Hij kende zijn pappenheimers. Bramen zijn net als bamboe: makkelijk er in, moeilijk er uit. Want wat doen bramen: ze maken een lange stengel, die door zijn gewicht op een gegeven moment door gaat buigen, naar beneden toe. Tot hij de grond raakt. En in die grond gaat hij wortels maken. Kassa! Nu heb je twee bramenplanten. Twee bramenplanten met smerige doorns. En dat gaat allemaal best snel. Let je even niet op, of heb je het tijdelijk te druk met andere dingen, dan heb je voor je het weet een flink aantal bramenplanten in je tuin. En probeer die maar eens weg te krijgen.

Goed, er kwamen dus doornloze bramen en mijn vader vond een plekje, waar hij de bramenplant netjes langs draden leidde. Maar die doornloze bramen waren geen lang leven beschoren. Ze woekeren weliswaar niet zo sterk als gewone bramen, en je blijft niet aan de doorns hangen, maar je blijft wèl aan het snoeien. Daar zat mijn vader niet op te wachten. Toen mijn moeder op een dag tegen hem zei dat ze die doornloze bramen niet zoveel smaak vond hebben als de wilde, was het besluit snel genomen. Nog geen maand later waren ze weg.

Ik heb allebei de bramenplanten in mijn tuin. De wilde en de doornloze. En ik moet zeggen, er zijn voor- en nadelen.

Op het moment dat ik mijn tuin wil onderhouden en ik blijf weer aan een stuk bramenstengel hangen die zich smiechterig tussen mijn planten door had getijgerd, dan wil mijn snoeischaar wel eens ‘wat uitschieten’. Daar heb ik met mijn doornloze bramenplant geen last van. Die groeit ook wel snel, maar zeer overzichtelijk. Die kan ik vrij makkelijk binnen de perken houden.

Maar toen werd het droog. In de droge, hete periode van deze zomer verdroogden alle bramen aan mijn doornloze bramenplant. De wilde bramenplant die daar vlak in de buurt stond, had zijn bramen nog. Ze waren niet groot, maar ze waren er wel en werden uiteindelijk ook rijp. Dat is toch stukken beter dan helemaal geen bramen van de doornloze bramenplant. De wilde bramenplanten staan bij mij niet volop in de zon, maar de doornloze bramenplanten ook niet. Op zonnige plekken buiten mijn tuin kwam ik trouwens wel verdroogde wilde bramen tegen, dus 100% garantie heb je niet.

Ik had dat verdrogen van die bramen misschien kunnen voorkómen door mijn doornloze braam vaak water te geven. Maar ik wil dat eigenlijk niet doen. Een enkele plant bij extreme droogte van een wisse dood redden, ja dat wil ik wel. Maar regelmatig water geven? Nou nee. Zelfs bij grote droogte geef ik niet meer dan 1x per week water en dan nog spaarzaam. Eigenlijk alleen mijn potten.

Nee, als ik bramen wil hebben kan ik misschien toch beter die wilde bramenplanten laten groeien. Maar niet te dicht bij de erfgrens. Want voor je het weet ivinden die bramenplanten het gras bij de buren groener. Op dat soort visite zitten de buren niet te wachten. Die van mij hebben al de bamboe als vaste gast.

Kalm aan dus met die braam. En wil je bramen plukken, dan moet je dit jaar snel wezen. Want er zijn er niet zo veel. En let op de doorns!

Ik zou het leuk vinden als dit blog je heeft geïnspireerd. Zou je dat met mij willen delen?

Kun je wel wat hulp gebruiken bij natuurlijk tuinieren? Wil je meer weten over de planten en dieren in jouw tuin? Wij helpen je hier graag bij!
Wij hebben een zeer waardevolle Persoonlijke en Interactieve Tuinkalender ontwikkeld, afgekort PIT, met online support.
>>Hier kun je zien wat PIT jou kan bieden<<

Ook geven wij met enige regelmaat gratis het webinar “Snoeien”. De kennis uit het webinar kun je direct toepassen in je eigen tuin waarmee je zelfverzekerd je bomen en struiken kunt snoeien.
>>Hier kun je je direct opgeven<<

Facebook
Pinterest

2 Reacties op “Bramen, de wilde versus de doornloze.

  1. Zelf heb ik veel last van de bramengalmijt, hoewel het dit jaar wel meeviel.

    Google bij Diana’s mooie moestuin met bramengalmijt en je ziet mijn verhaal inclusief foto’s, aanpak etc. Het ziet eruit als een geel/oranje poeder op de bladeren en stengels.

    Vlak voor de oogst zuigen ze deeltje voor deeltje leeg: niet zwart maar bleek roze. En vies:-(

    In ieder geval:
    – oude stengels, blad etc direct weg na de oogst. Van de tuin af.
    – nieuwe stengels aanbinden, alleen de dikkere
    – zijtakken wegsnoeien op 2 ogen na.
    – met zwavel en afwasmiddel inkrasten, zeker de geel/oranje haarden en de “oksels”
    – lucht en licht om de struik heen, dus wegsnoeien wat dat belemmert tijd ens de vruchtzetting.

    Misschien heb je er wat aan

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *